Veel bomen maken een bos.
In een boomgaard staan soms wel honderden bomen. En toch is een boomgaard geen bos. In het park kun je veel bomen zien. Maar een park is ook beslist geen bos. Hoe komt dat?
Als men van een bos spreekt, bedoelt men daar niet alleen de vele bomen mee.
Nee, een bos is meer. Het is een speciale leefgemeenschap van planten en dieren. Die bosgemeenschap is heel besloten: de dieren die er leven, gaan maar zelden het bos uit en zijn erg schuw; de planten voeren een voortdurende strijd om wat zonlicht.
De mens hoort al lang niet meer thuis in het bos. Hij is een indringer, iemand die ongewenst is. Natuurlijk mag je in een bos wel wandelen. Je mag er kijken, luisteren, ruiken en voelen. Maar bij alles wat je doet, moet je in de eerste plaats denken aan al de dierlijke en plantaardige bosbewoners die je zeker niet mag storen.
Je kunt de bossen in twee grote groepen onderverdelen: de loofbomen en de naaldbomen.
Loofbomen zijn bomen met loof of bladeren. Sommige worden maar enkele meters hoog, anderen wel tientallen meters. Een kenmerk van loofbomen is dat ze in de herfst hun bladeren verliezen.
Naaldbomen zijn bomen waarvan de bladeren de vorm van naalden hebben. Bijna alle naaldbomen blijven in de winter groen.
In sommige bossen groeien alleen maar loofbomen, dat zijn de loofbossen en in andere bossen groeien alleen maar naaldbomen, dat zijn de naaldbossen. Ook zijn er veel gemengde bossen, die in alle seizoenen veel te bieden hebben voor wandelaars.