Karel Appel werd op 15 april 1921 geboren in Amsterdam.
Zijn vader was kapper. Zijn vader wilde graag dat Karel later kapper zou worden. Karel wilde eigenlijk zijn hele leven al schilder worden. Daarom heeft hij eerst een aantal jaren in de kapsalon van zijn vader gewerkt. Toen hij 21 jaar was ging hij schilderkunst studeren aan de Rijksacademie in Amsterdam. Het was toen 1942 en oorlog.
In 1994, aan het begin van de hongerwinter ontvluchtte Karel zijn huis in Amsterdam. Hij is bang, dat hij opgepakt wordt door de Duitsers, omdat hij niet in Duitsland wil gaan werken. Tijdens de winter zwierf hij door Nederland. In de richting van zijn broer, die in Hengelo woonde. Karel schilderde weinig in deze tijd.
Na de oorlog kwam hij verzwakt weer terug in Amsterdam. Hij werd verliefd op Truusje. Maar zij ging al snel dood aan de ziekte Tuberculose. Weinig mensen zien in Karel Appel een kunstenaar.
In 1946 heeft Karel zijn eerste solo-expositie in Groningen. Er hangen dus alleen schilderijen van hem.
In 1947 gaat Karel ook beelden maken. Andere kunstenaars noemden zijn beelden geen beeldhouwwerken. Karel verzamelde allerlei afval. Hij sloopte zelfs de houten luiken van zijn ramen en de haak van de hijsbalk van zijn zolderkamer. Van dat hout, een bezemsteel en een stofzuigerslang maakte hij het werk “Drift op zolder”. Met rode en zwarte verf maakt hij er een hoofd en ogen van.
Karel Appel houdt van Kunst. Sommige kunstenaars uit die tijd maakten kunstwerken om te protesteren. Zij waren het niet eens met de politiek. Karel Appel doet dat niet.