Bij het expressionisme wilden de kunstenaars de werkelijkheid niet echt weergeven. Zij wilden iets anders laten zien. De kunstenaars wilden in hun schilderijen vooral gevoelens laten zien. De schilderijen moesten dus een bepaald gevoel uitdrukken. De expressionistische tijd was van 1904 tot 1940.
Er waren een aantal gevoelens die de schilders lieten zien in hun schilderijen. Dit waren niet altijd de leukste gevoelens. Je zag vooral angsten en negatieve gevoelens in de schilderijen terug.
In het Expressionisme kwam ook beeldhouwkunst voor. Het was dus niet alleen maar schilderkunst.
Kenmerken
De kunstenaars gaven gevoelens weer vanuit zichzelf. Het gevoel dat de schilder op een bepaald moment had, moest je terug kunnen zien in het beeldhouwwerk of het schilderij.De kleuren waren vaak erg fel. Bijvoorbeeld: Een boom is normaal mooi groen met een bruine stam. In een expressionistisch schilderij kan zo'n boom ook knalgeel en oranje zijn. Het lag er maar aan wat voor een gevoel de kunstenaar er bij had. De schilderijen maakten gebruik van grote kleurvlakken. Daarnaast werd er vaak met grove penselen gewerkt. Daardoor kon je de grove strepen van de penselen duidelijk zien.
Belangrijke kunstenaars zijn:
Matisse |
Kandinsky |
Paul Klee |
Karel Appel |
Sommige kunstenaars gaan naar andere culturen. Vincent van Gogh gaat naar Japan. Gauguin gaat naar de Stille Zuidzee. En Picasso maakt sculpturen (beelden) van mensen uit andere landen.