Gilden, kooplieden en handel
Tijdens de Renaissance veranderde er in Europa veel. Mensen verdienden eeuwenlang hun geld door de landbouw. De landbouw was dus de belangrijkste bron van inkomsten.
Vanaf 1400 waren het vooral de handel en de producten van handwerkslieden (mensen die dingen maken met hun handen, zoals bijvoorbeeld een smid of pottenbakker) die geld opleverden.
In de steden werden gilden opgericht om ervoor te zorgen dat iedereen evenveel verdiende. Kooplieden ontdekten dat er veel belangstelling was voor handel tussen de verschillende steden en landen. Al gauw waren er ook kooplieden die als bankier gingen werken.
Mensen waren erg bezig met geld verdienen en spulletjes kopen. Ze dachten dat er een grote rijkdom kon komen.