Voedselketens
Alle planten en dieren moeten eten om te leven. Alleen groene planten kunnen energie uit het zonlicht halen, dieren kunnen dat niet. Groene planten hebben wel stoffen als calcium, fosfaten en stikstof nodig om sterk te worden. Hun wortels nemen deze in water opgeloste stoffen op uit de bodem, terwijl piepkleine gaatjes in hun balderen (de huidmondjes) koolzuurgas opnemen uit de lucht. De energiebron van het zonlicht stelt groene planten in staat om water en koolzuur om te zetten in eiwitten en koolhydraten, de bouwstenen van het lichaam van plant en dier. Dit proces heet fotosynthese, wat betekent: het maken van stoffen met behulp van licht.
Dieren kunnen niet zelf eiwitten en koolhydraten maken. Sommige krijgen deze stoffen rechtsreeks binnen door planten te eten die in hun omgeving groeien. Zulke dieren heten herbivoren. Schapen, koeien en paarden zijn voorbeelden van herbivoren.
Dieren die zich voeden met andere dieren heten carnivoren. Leeuwen, otters en uilen zijn voorbeelden van carnivoren. Er zijn ook dieren die een gevarieerd menu hebben en behalve vlees ook groene planten en vruchten eten; zulke dieren worden omnivoren genoemd. Voorbeelden van omnivoren zijn vossen, dassen en mensen.
Carnivoren heten ook wel predatoren en de dieren waarmee ze zich voeden heten hun prooi.
Wanneer een plant door een herbivoor wordt gegeten en de herbivoor op zijn beurt door een carnivoor wordt opgegeten, spreken we van een voedselketen. Er zijn miljoenen voedselketens met drie of vier schakels, waarbij een plant, een herbivoor en één of twee carnivoren zijn betrokken. Hier volgt een drie-schakelketen:
Gras wordt gegeten door een konijn en het konijn door een vos. De vos zelf wordt niet opgegeten en vormt zo het einden van de keten. Daarom heet de vos de hoofdpredator. De keten schrijf je als volgt op: gras → konijn → vos
Vossen zijn zeer geslaagde predatoren doordat ze niet zo kieskeurig zijn, ze eten bijna alles wat ze tegenkomen. Konijnen vormen maar een klein onderdeel van hun menu. Ze eten namelijk ook andere kleine zoogdieren, vogels, kikkers en afval van vuilnisbelten.
Hier volgt een vier-schakelketen:
Een blad wordt gegeten door een rups, die wordt gegeten door een pimpelmees, die vervolgens wordt opgegeten door een torenvalk. De torenvalk is de hoofdpredator omdat hij zelf niet wordt gegeten. Deze keten schrijf je zo op:
blad → rups → pimpelmees → torenvalk
Woordenlijst
Carnivoor : een vleeseter
Herbivoor : een planteneter
Omnivoor : een dier dat planten en dieren eet
Predator : een vleeseter die een prooi vangt
Hoofdpredator : een roofdier dat zelf door geen enkel ander dier wordt gedood en opgegeten