Afvaleters en schimmels in het bos
Afvaleters
Het is herfst en het stormt. Met flinke stoten blaast de wind door het bos. Blaadjes dwarrelen overal in het rond. De bomen worden kaler en kaler. De blaadjes en takjes vallen op de grond. Wat een prachtig vloerkleed! Met rood, bruin en geel. Jammer dat het zo vaak regent. Al die mooie blaadjes worden nat en vies. In het bos ligt van alles op de grond. Er liggen veel bladeren, maar ook takken en vruchten. Je vindt er keutels van dieren. En kijk, daar ligt een dode muis. Al dat afval blijft niet liggen. Slakken, wormen en andere dieren ruimen het op. Deze diertjes eten afval. Schimmels groeien met pluizige draadjes in de grond. Kijk maar tussen de bladeren en in rottend hout. De schimmels ruimen ook afval op. We noemen dat verteren. Niet al het afval kan verteren. Alleen wat leeft of hééft geleefd, kan verteren.
Een echte afvaleter is de pissebed. Overdag zitten ze op donkere en vochtige plekjes. 's Nachts gaan ze op zoek naar rottende blaadjes. Oorwormen zijn ook nachtdiertjes. Ze zien er eng uit met die grote tangen. Maar je hoeft er niet bang voor te zijn. Ze kunnen je er niet mee prikken. En ze kruipen ook niet in je oor. Ze verstoppen zich graag in bloemen. Daar smullen ze van. Ze lusten ook verrotte planten en zelfs dode insecten. Bij vochtig weer zie je ook veel naaktslakken. Ze hebben geen huisje. Daardoor kunnen ze gemakkelijk uitdrogen. Hun tong is heel ruw. Het lijkt wel schuurpapier. Ze schuren er stukjes van bladeren en paddestoelen mee af. Ze eten zelfs keutels op.
In vermolmd hout vind je vaak miljoenpoten. Ze hebben nog meer pootjes dan een duizendpoot. Geen miljoen, hoor. Tel ze maar. Als je er een ziet open, lijkt het net een golfje.
In het bos wonen ook doodgravers. Deze kevers begraven dode dieren. Ze krabben de grond eronder weg. Dan leggen ze eitjes in het dier. Uit de eitjes kruipen larven. Die eten het dode dier van binnenuit op. Er zijn nog veel meer afvaleters. Regenwormen eten dorre bladeren. Ze trekken die blaadjes in hun gangen. Aaskevers eten dode diertjes op. En mestkevers eten zelfs poep. Al dat afval verdwijnt eigenlijk niet echt. Een deel wordt door de diertjes weer uitgepoept. Er blijven kleine kruimelige restjes over. De poep en de restjes samen noemen we humus. Het ziet er donkerbruin uit en het lijkt op aarde. Die humus is goede mest voor de planten. Die kunnen er weer van groeien. Zo wordt het afval van het bos weer nuttig gebruikt.
Schimmels
De bouw van schimmels is primitiever dan die van de planten. De cellen van de schimmels zijn over het algemeen gelijk van bouw. Er is geen onderscheid tussen wortels, stengels en bladeren en de beschermende huidlaag ontbreekt. Schimmels hebben geen bladgroen en kunnen geen eigen voedsel maken. Ze moeten hun voeding krijgen van andere levende wezens. Ze planten zich voort door middel van sporen.
Verschillende schimmelsoorten zijn giftig of schadelijk en weer andere zijn eetbaar of nuttig voor de mens. Gist is een schimmel die men gebruikt om brood te bakken. Van de penseelschimmel maakt men penicilline om infecties te genezen.
Paddestoelen zijn ook schimmels.
Paddestoelen groeien uit sporen. Als de sporen op een goede groeiplaats terecht komen, groeit daaruit een netwerk van dunne draadjes, de zwamvlok. De draden van de zwamvlok halen water en voedsel uit de omgeving waarin ze leven. Sommige soorten halen hun voedsel uit levende planten (of dieren) en heten daarom parasieten. Veel paddestoelen leven echter van dood materiaal, zoals bladeren en rottend hout. Ze ruimen dus afval op en zijn erg nuttig. Als je voorzichtig een stukje van een rottende boomstam optilt, zie je eronder een wirwar van witte draadjes. Dat is een zwamvlok.
Hier en daar groeit een bol op de draden van de zwamvlok. Op een gegeven moment barst er een paddestoel uit die bol. De ring of kraag op de steel is de rest van een vlies dat de onderkant van de hoed bedekte. De bol wordt een hoed in de vorm van vlakke schijf of trechter. De volwassen paddestoel vormt miljoenen sporen. De hoed van de paddestoel is een soort paraplu die zorgt dat de sporen droog blijven als het gaat regenen. Bij plaatjeszwammen groeien de sporen op de plaatjes of lamellen aan de onderzijde van de hoed. Bij de buisjeszwammen groeien de sporen in de buisjes waarvan je de uiteinden als gaatjes ziet. Bij stuifzwammen en andere paddestoelen met een bolvormig lichaam groeien de sporen binnen in de bol. Als de sporen rijp zijn barst de bol open als hij door een dier, de regen of de wind bewogen wordt.
In weilanden en bossen kun je soms paddestoelen van dezelfde soort in een kring zien groeien. Daar kon de zwamvlok dus ongehinderd alle kanten uit. Maar omdat de zwamvlok in het midden afstierf door gebrek aan voedsel groeien de paddestoelen alleen aan de rand. Elk jaar wordt de ring groter. Men noemt dit een heksenkring, omdat men lang geleden dacht dat een heks daar gedanst had.