Van esdorp tot stad?

De stad Hengelo is ontstaan op de kaart Hengelogrens van een Eng en een Loo.
Je zult wel denken; “Een Eng en een Loo???”
Kijk maar eens goed naar de naam Hengelo, dan zie je het wel terug.
Maar wat zijn nou een Eng en een Loo?
Een Eng werd ook wel een es genoemd, wat eigenlijk een akker was die wat hoger lag dan de rest van het land. En Loo is een ander woord voor een bos, en dat bos lag weer wat lager en dus om de eng heen. Daar komt dus waarschijnlijk de naam Hengelo vandaan.

Lange tijd was Hengelo niet echt een dorp, maar meer een paar lange rijen van huizen. Rond 1850 kwam de industrie opzetten en kwam er meer werk in het centrum. Hierdoor werden er meer huizen rond het centrum gebouwd en bouwde men ook huizen tussen de rijen, waardoor er een echt dorp ontstond. De wijk de Hasseler Es is hier een goed voorbeeld van; deze wijk is gebouwd tussen de huizen aan de Deurningerstraat en de Oldenzaalsestraat.

Een stad of een dorp?
Een leuk weetje, is dat Hengelo eigenlijk nog steeds geen stad is. Om een stad te zijn, moet je namelijk stadsrechten hebben. Toen men vroeger bedacht had dat je met stadsrechten een stad kon worden, regeerde er een graaf over Hengelo. Hij was niet zo gecharmeerd van die stadsrecht en heeft ze toen niet aangenomen. Wat dus inhoudt dat Hengelo nog steeds een dorp is. Best raar eigenlijk, als je je bedenkt dat zelfs Borne een stad is!

Molenven.
molenvenVan het landschap van vroeger is niet veel meer over. De meeste grond is rond 1850 al ontgonnen. Alleen bij het Molenven, een gebied ten zuiden van Saasveld, is een oud stukje landschap bewaard gebleven. Dit is een van de weinige gebieden die nog over is van de laatste ijstijd. In dit gebied verzamelde zich het smeltwater van de ijslobben uit de omgeving. De bodem was van keileem, waardoor het water niet kon wegzakken en er dus een meer ontstond. En “ven” is een ander woord voor meer. Vandaar dus de naam Molenven.

Sloop en nieuwbouw.
Tot het einde van de Tweede Wereldoorlog (1945) was bestond Hengelo vooral uit fabrieksgebouwen, die erg oud en verwaarloosd waren. En tijdens de oorlog waren grote delen van de binnenstad vernield. Vandaar dus dat er na de oorlog veel gesloopt werd, zodat er voldoende plaats was voor alle nieuwbouw.
Dit is dus de reden waarom er in Hengelo zo weinig oude gebouwen te vinden zijn.

Watertoren.                                                watertoren
Doordat de industrie belangrijk was, hebben we nog een aantal gebouwen als aandenken van die tijd. De Watertoren van Stork is een van die gebouwen. Hij werd gebouwd in 1917 en het grappige eraan is dat de fundering (onderzijde) vierkant is.
De watertoren wordt nu nog gebruikt voor optredens en concerten.

zouttorenZouttorens.
In 1868 werd Hengelo het belangrijkste spoorwegknooppunt in Twente. En daarom leek het de fabrikant Charles Theodor Stork een prima plaats om hier een machinefabriek te beginnen.
Niet lang daarna kwam ook de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie in Hengelo. Tegenwoordig heet dit bedrijf Akzo.
Er zijn nog verschillende oude houten boortorens te vinden waarmee men vroeger zout uit de grond haalde. Deze torens werden van 1920 tot ongeveer 1960 gebruikt.
Aan de Industriestraat staat zelf een boortoren waar een café in zit!

Het begin.
Het is alweer meer dan 100 jaar geleden dat er op het landgoed Twickel bij Delden zout in de bodem werd ontdekt. Dat kwam omdat baron Van Heeckeren van Wassenaar in 1886 de mensen hier liet boren op zoek naar drinkwater. Het enige wat men echter vond was zout water. Zo ontdekte men dus dat er zoutlagen in de Twentse bodem zaten.
Hierdoor kwam dus de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie naar Hengelo (nu dus de Akzo)                               zoutwinning
De winning van zout gebeurde met behulp van grote zware boortorens. Er werd eerst een gat in de grond geboord tot in de bovenkant van de zoutlaag, zo`n 400 meter diep. In dat gat stopte men een grote buis, waarin een tweede buis werd gedaan die weer dieper in de zoutlaag ging. In de binnenste buis pompte men water, waarin het zout zich ging oplossen. Op deze manier ontstond er zout water (pekel). Dat zoute water had daar geen ruimte en zocht een uitweg; het ging door de buitenste buis weer omhoog. Bovenaan werd het opgevangen in een zogenaamd pekelresevoir; een grote bak. Het water verdampte en het zout bleef over.
Zo kon het verkocht worden.


Zoutmuseum Delden.
In 1986 werd er in het plaatsje Delden een Zoutmuseum opgericht. Niet zo gek als je je bedenkt dat er hier in Twente zoveel zout gewonnen werd. In dit museum kun je niet alleen bekijken hoe het winnen van zout gaat, maar ook hoe het vervoerd wordt, wat het voor rol speelt in ons leven, enz.
En ze hebben er ook een grote collectie zoutvaatjes en een groot zoutvaatjeszeewateraquarium.
http://www.zoutmuseum.nl/