Geveltekens zie je in veel Europese landen. Ze ontstaan als je de windveren (planken langs de dakrand) boven de nok van het huis wat langer maakt en laat uitsteken. Ze kruisten elkaar dan en werden met houten pennen vast gezet.
Het doel ervan was om ervoor te zorgen dat het riet van het dak niet opwaaide en dat de houten topgevel goed was afgewerkt.
Waarom nou gekruist?
In de pre-historie beschermden de mensen zich tegen het boze oog (boze geest) door de wijs- en middelvinger V-vormig omhoog te steken. Opgegraven huizen uit de ijzertijd hebben al gekruiste gevels. Later versierde men deze planken ook.
Om zich te beschermen tegen ziekte, blikseminslag en boze geesten, plaatsten de eerste mensen in Twente dus allerlei symbolen op de daken van hun simpele huisjes. Daarvoor gebruikte men de hoogste plek van het huis; de gevel.
De tekens werden in het hout uitgesneden en op de gevel geplaatst.
Ze heten geveltekens, maar worden ook wel geest of menneke genoemd.
Elk symbool, zoals bijvoorbeeld het zonnerad en de maanstanden, had zijn eigen kracht. Maar alle symbolen hadden wel hetzelfde doel; het beschermen van de bewoners en het vee.
Paardekop motieven.
De oudst bekende geveltekens zijn de paardekop-motieven.
Al in de Bornstijd (1800 voor Christus) gebruikten mensen paardekoppen. Ze zijn ontdekt op rotstekeningen. Ook de Germanen gebruikten gekruiste paardekoppen als gevelversiering.
In veel oude sagen en verhalen komen paardeschedels voor. Ze werden op stangen gezet en tegen de huismuur opgehangen.
Ook zie je paardeschedels op oude schilderijen van onder anderen Piter Breughel.
Deze paardeschedels moesten de paarden beschermen tegen ziekte en onheil.
Paarden waren voor de boeren hun meest kostbare bezit. Zij waren als trekdier onmisbaar en belangrijk en zij verzorgden het vervoer van plaggenmest.
Hoe meer paarden een boer had, des te meer aanzien hij had. Een tweepeerds-boer was dus belangrijker dan een eenpeerds-boer.
In het wapen van Twente vinden we dan ook het Twenste Ros. Dit Twentse Ros is ook het symbool van F.C. Twente.
Opkomst van het Christendom.
Rond 700 na Christus kwamen de eerste geloofsvertegenwoordigers naar deze streek. Dat zijn mensen die probeerden de mensen hier te overtuigen om in het Christendom te gaan geloven. Omdat het Christendom in een God gelooft en niet in boze geesten, moesten deze geloofsvertegenwoordigers de mensen hier ervan overtuigen dat er geen boze geesten bestonden. Eigenlijk wilden ze ook proberen om de mensen hun geveltekens te laten verwijderen, maar hier waren de mensen zo aan gehecht dat dat niet lukte.
Langzaam maar zeker kwamen er toen Christelijke tekens in de geveltekens, zodat ze niet meer alleen tegen de boze geesten waren, maar ook lieten zien dat iemand Christen was.
Voorbeelden hiervan zijn:
- kruis met kelk en hostie : symbool van geloof.
- het anker : symbool van hoop.
- het hart : symbool van liefde.
Gelukkig waren er ook nog veel originele geveltekens, die je nu nog steeds kunt bewonderen als je een tocht maakt door het Twentse landschap. Je ziet ze vooral op boerderijen, maar ook op huizen in dorpen en steden.
|
De stiepel
Ook de stiepel, de middenpaal van de schuurdeuren, is vaak
versierd. Het diende als afweer van de "Witte Wieven" en andere spoken en heksen, waar ze toen nog in geloofden. Dit teken was een kruis, met daarom heen kleine versierselen, die in de stiepel werden gekrast.