De Grieken gebruikten hun vazen voor verschillende dingen.
1. Om grote hoeveelheden wijn, water, olijfolie of droge etenswaren te bewaren: een pot met twee handvatten heette een amfora; een met drie handvatten (twee om te dragen en een om te schenken) voor water noemde men een hydria.
2. Om vloeistoffen in te mengen: de Grieken dronken hun wijn met water; daarvoor gebruikten ze een groot mengvat dat een krater heette. Om het mengsel hieruit te scheppen gebruikten ze een kan genaamd oinochoe waarmee ze de vloeistof in een feestelijke kelk, de kylix, of een alledaagse mok, de skyfos, konden gieten.
3. Als vaten voor kosmetische produkten: olijfolie werd niet alleen in de keuken of voor olielampen gebruikt, maar ook om het lichaam schoon te maken en als basis voor parfums. Een lekythos kon twee liter olie bevatten en had een nauwe nek. Een alabastron was een kleiner kruikje voor het bewaren van parfum. Nog kleiner was de aryballos, waarin atleten de olie bewaarden om na lichamelijke oefening hun lichaam schoon te maken.
lekythos alabastron aryballos
4. Als rituele voorwerpen: de loutroforos werd bijvoorbeeld gebruikt voor het rituele badwater van de bruid bij de huwelijksceremonie. Soms werd een stenen loutroforos op het graf van een maagd geplaatst. Aan een overledene werd meestal olijfolie meegegeven in een speciale lekythos die was versierd met witte klei en verf, die normaal gesproken niet gebruikt werd omdat ze mettertijd verdwenen. Deze zogenaamde witte-grond lekythoi hadden soms een afgedichte hals zodat er maar een klein beetje olie in hoefde om de kruik vol te doen lijken (de Grieken sprongen zuinig om met hun waar).
De vazen werden nooit voor de sier ergens neergezet.