Inleiding
De middeleeuwen beslaan een lange periode namelijk van ongeveer 500 tot 1500 na Christus. Dat is een periode wel 1000 jaar! Er is in deze periode dan ook nogal wat veranderd in het geloof van de middeleeuwse mens.
De Kerstening
In de vroege middeleeuwen geloofden de mensen in Nederland nog in verschillende goden. Zo had je een God van de jacht, een God van de oorlog een Godin van de liefde etc. In de 7e en 8e eeuw kwamen de eerste christenen, dat zijn mensen die in God geloven en dat Jezus de zoon van deze God is, in Nederland om de volken die hier leefden te bekeren. Hun opdracht was ervoor te zorgen dat alle inwoners van de gebieden waar zij kwamen in hun God gingen geloven. Dit bekeren van hele grote groepen mensen noemen we kerstening. De inwoners van deze gebieden vonden het maar niks dat die monniken hier kwamen. Zij vonden hun eigen goden goed genoeg. Er was dan ook veel verzet.
Toen Karel de Grote de baas werd, dwong hij alle mensen met geweld om christen te worden. Hij was dat zelf ook en hij vond dat alle mensen in dezelfde God moesten geloven. Uiteindelijk kreeg hij voor elkaar dat alle mensen in een God geloofden en werd het christendom het belangrijkste geloof .
De macht van de kerk
De kerk werd heel erg machtig en rijk. Ze kregen geld en land van de adel omdat zij de mensen vertelden dat ze hard moesten werken en dat ze onderdanig en gehoorzaam moesten zijn aan hun bazen (de adel) en de kerk. God had het verschil gemaakt tussen mensen met macht en mensen zonder macht. Als je keurig elke dag! naar de kerk ging en deed wat je moest doen, dan kwam je in de hemel. Er werd ook van je verwacht dat je regelmatig opbiechtte wat je verkeerd had gedaan. Je moest dan berouw tonen zodat je zonden werden vergeven. Deed je dat niet, dan was de kans groot dat je in de hel kwam. De priesters bepaalden wat je moest doen zodat je zonden werden vergeven. Rijke mensen kochten een plaatsje in de hemel. Dat klinkt gek maar je kon voor veel geld een document kopen, een aflaat, waarop stond dat je zonden werden vergeven en dat je in de hemel zou komen. Voor arme mensen, die geen geld hadden, was zo’n aflaat niet weggelegd. Er zat voor hen niets anders op dan te gehoorzamen aan de kerk en ervoor te zorgen dat je zo goed mogelijk leefde. Eigenlijk leefde het grootste gedeelte van de bevolking in angst. De kerken werden rijker en rijker.
Kathedraal en kerk
De kerk werd letterlijk het middelpunt van de gemeenschap. Misschien is je wel eens opgevallen dat in veel dorpen en steden de kerk midden in het centrum staat met daaromheen de winkels en de huizen. Dit is in de middeleeuwen ontstaan. Er waren twee belangrijke bouwstijlen in de middeleeuwen. In de vroege middeleeuwen was dit de romaanse bouwkunst en in de late middeleeuwen de gotiek. Heel grote kerken werden gebouwd door een Bisschop. Een Bisschop is een man die de baas is over alle kerken in een heel groot gebied. Deze kerken noemen we kathedralen. Dit woord is afgeleid van het Latijnse woord cathedra wat Bisschopstroon betekent. Kathedralen werden gebouwd in de vorm van een kruis. Om dichter bij God te zijn werden ze ook zo hoog mogelijk gebouwd. In de kerken zaten ook prachtige hoge ramen van gebrandschilderd glas. Omdat de gewone mensen niet konden lezen werden hierin verhalen uit de bijbel afgebeeld.
De monniken
Hoewel de kerk de mensen onderdrukte en bang maakte, hielpen bepaalde geestelijken de mensen in de middeleeuwen ook goed. Dit waren de monniken die bij elkaar in een klooster woonden. Ze geloofden dat ze op aarde als taak hadden hard te werken en het christelijke geloof te verkondigen. Ze zorgden voor de zieken, zorgden voor betere manieren om gewassen te verbouwen, bouwden dijken en verzorgden onderwijs. Bovendien waren de monniken de enigen die konden lezen en schijven. Een heel belangrijke taak van de monniken was het kopiëren van boeken. Dat gebeurde met de hand en was een heel precies werk. Ze deden er soms jaren over. De eerste hoofdletter van een bladzijde was al een heel kunstwerk. De uitdrukking “dat is monnikenwerk” is hieruit afgeleid.