Scandinavië.
De vikingen woonden in het gebied dat nu Noorwegen, Zweden en Denemarken heet. Samen met Finland noemen we deze landen Scandinavië. Net als de mensen in onze streek leefden de mensen van landbouw en veeteelt. In Scandinavië zijn veel bossen en grote meren en het land is rotsachtig. De vikingen woonden daarom vooral langs de kusten want daar lag de meeste vruchtbare grond.
Vikinghuis.
De familie was het belangrijkst in het leven van een viking. De familieleden zorgden erg goed voor elkaar en woonden vaak in één huis. De houten huizen waren lang, smal en laag. Het dak was bedekt met stro of riet. Een huis bestond meestal uit één grote kamer waar de familie werkte, at en sliep. In het midden stond een stenen haard voor de warmte en waarop het eten werd gekookt. De rook verdween door een gat in het dak. In het huis stonden heel weinig meubelen. De vikingen zaten op lage stenen of aarden banken langs de muur.
’s Avonds werden hier bedden neergelegd die ’s ochtends weer werden opgeruimd.
Geloof.
De eerste vikingen geloofden in vele goden. Odin was hun oppergod. Hij was de god van de kennis en van de oorlog. Zijn paard Sleipnir had acht benen. Thor was de zoon van Odin. Thor reed in een wagen die door twee geiten werd voortgetrokken en met zijn hamer Mjölnir liet hij het bliksemen. Freya was de godin van de liefde en schoonheid. Volgens de vikingen leefden hun goden in het fort Asgard. Midden in dit fort zou een enorme es, de levensboom Yggdrasil staan. Yggdrasil had takken die tot in de hemel reikten en wortels die in de onderwereld uitkwamen. Vanaf het begin van de 9e eeuw probeerden christenen de vikingen te bekeren, ze wilden dat ze ook christen zouden worden. Dit lukte. In het jaar 1000 was bijna iedere viking christen. Maar de verhalen over hun oude goden bleven erg geliefd.
Kunst en sieraden.
Schepen, wapens, grafstenen, kammen en sieraden werden door de vikingen heel mooi versierd. Soms gebruikten ze hierbij vierkanten en driehoeken, maar vaak ook maakten ze ingewikkelde patronen. De vikingen droegen veel sieraden. Gouden en zilveren munten, die van verre reizen waren meegenomen werden omgesmolten tot armbanden, broches en kettingen. Kettingen maakten ze ook van glas, git (een zwarte steen) en amber. Aan de sieraden die een viking droeg kon je zien hoe rijk hij was.
Runen.
Runen zijn de 16 letters van het vikingalfabet. Elke rune bestaat uit een aantal korte rechte lijnen. Het runenalfabet werd door de vikingen overgenomen van volken uit Centraal-Europa. In het begin had het alfabet 24 letters maar later werden dat er 16.
Drakkar.
De meeste vikingen woonden dus langs de kust. Een schip was dan ook het vervoermiddel. De vikingen waren echte meesters in het bouwen van snelle en stevige schepen. Dit konden ze als geen ander volk. Het snelste vikingschip was de “Drakkar”, zo genoemd naar de drakenkop waarmee de voorkant versierd was. In hun drakkars voeren de vikingen de zeeën over en gingen op plundertocht. Een drakkar was ongeveer 23 meter lang en 5 meter breed. Het had een groot rechthoekig wollen zeil en een platte bodem, waardoor het ook in ondiepe kustwateren en rivieren kon varen. Met een drakkar konden de vikingen overal makkelijk aan land gaan. De drakkar was niet zwaar en kon als het nodig was een stuk over het land worden gedragen.
Aan het einde van de 8e eeuw werden er heel veel kinderen in Scandinavië geboren. Zelfs zoveel dat er niet genoeg eten was voor iedereen. Veel vikingmannen stapten toen in hun schepen en voeren de zeeën over. Ze gingen eerst naar Engeland, Schotland en Ierland. Daar plunderden ze kloosters, steden en dorpen. Met de buit gingen ze weer naar huis. Later gingen ze er ook heen om stukken land te bezetten. Aan het einde van de 9e eeuw hadden de vikingen een groot deel van het noorden en oosten van Engeland in handen. De vikingen voeren verder naar andere Europese kusten om plundertochten te maken. In het begin van de 10e eeuw vestigden de vikingen zich ook in het noorden van Frankrijk. Dit gebied heet nu Normandië. Naast plunderen dreven de vikingen ook handel. Vooral de Zweedse vikingen waren hier goed in.
Einde vikingtijdperk.
Zo rond het jaar 1000 waren alle vikingen christenen. Daarom gingen ze minder vaak op plundertocht, want ze wilden niet hun medechristenen aanvallen. Verder hadden de vikingen zich rond het jaar 1000 verdeeld in vele verschillende groepen. Die groepen gingen nu elkaar te lijf! Ze plunderden elkaars dorpen en staken die in brand. Ze waren nu geen bedreiging meer voor andere volken. Zo kwam er een einde aan het tijdperk van de vikingen.
Wist je dat?
De vikingen over zee naar gebieden reisden waar nog nooit een Europeaan was geweest? Ze zijn zelfs in Amerika geweest! Dus ver voor Columbus in 1492 Amerika “ontdekte”.
De vikingen al een soort kompas hadden waarmee ze de route konden vinden op zee?
De bevolking van de bezette gebieden veel belasting moest betalen aan de vikingen?
De vikingen ook handelden in slaven?
De vikingen graag feest vierden, bijvoorbeeld als er een kind geboren was of als er iemand ging trouwen? Daarbij dronken ze veel bier.
De vikingen nog geen suiker kenden en als zoetstof honing gebruikten?
De vader bepaalde welke naam zijn kinderen kregen?
De vikingen geloofden dat dappere krijgers naar het Walhalla gingen? Dat is een andere naam voor hemel. Hier werd overdag gevochten en ’s nachts gefeest.
De vikingen in hun vrije tijd veel gingen schaatsen?