Plato

Plato leefde van 427 tot 347 v Chr. Hij wasplato heel lang een leerling van Socrates. toen zijn meester ter dood veroordeeld werd, was hij helemaal ontdaan. Hij was 29 toen Socrates de gifbeker moest opdrinken. Hij heeft na de dood van zijn meester alles opgeschreven wat hij van hem wist. Dat al deze werken bewaard zijn gebleven komt, omdat Plato een Academie buiten Athene heeft opgericht. Daarna zijn er duizenden Academies over de hele wereld opgericht.
Op de Academie van Plato kreeg je les in: filosofie, wiskunde en gymnastiek. Plato hield zich bezig met het onveranderlijke en hetgene dat steeds verandert (dat noemt hij hetgene wat "stroomt"). Volgens Plato stroomt alles wat je in de natuur kan aanraken en voelen.
Alle paarden zijn hetzelfde, misschien ben je het er niet mee eens, maar ook al is een paard mank of oud, bruin of zwart, je ziet dat het een paard is. Plato beweerde dat achter de zintuiglijke wereld (alles wat je kan zien, horen, voelen of ruiken) een andere wereld bestaat. Hij noemde deze wereld de ideeënwereld, hier zouden de vaste "modellen" moeten staan. Volgens Plato kunnen we nooit iets weten van de zintuiglijke wereld (de wereld waarin wij leven, waarin je alles kunt horen, zien, voelen, ruiken) omdat alles stroomt. Als je aan een paar mensen vraagt welke kleuren de regenboog heeft, zou je best verschillende antwoorden kunnen krijgen. Maar als je vraagt wat 4+4 is dan krijg je (denk hij) altijd 8.
Plato zei dat het verstand eeuwig was en onze zintuigen stromen (en de dingen die wij waarnemen met onze zintuigen ook). Plato had veel interesse voor wiskunde omdat wiskundige verhoudingen nooit veranderen. Daarom is het ook iets waar we absolute zekerheid over kunnen hebben. Rekensommen komen altijd op hetzelfde uit, je rekent met je verstand.
Volgens Plato is de mens een tweedelig wezen, we hebben een lichaam dat stroomt en een ziel die eeuwig en onveranderlijk is. Daarom zou je ziel wel in de ideeënwereld kunnen kijken en je lichaam (de zintuigen) niet. De ziel zou volgens Plato al voordat het lichaam bestond, bestaan. Hij zou in de ideeënwereld hebben bestaan en wanneer je tot leven kwam alle ideeën zijn vergeten. Maar als je dan bijvoorbeeld een paard ziet zou de ziel een herkenning hebben. Dus Plato dacht, dat je aangeboren ideeën had. Plato zei altijd "alle verschijnselen in de natuur zijn slechts schaduwen van de eeuwige vormen of ideeën."