De komst van de Grieken

plattegrond1

Het gebied dat we nu het ’Oude Griekenland’ noemen, bestond uit heel veel eilandjes in de Egeïsche Zee, omringd door het vasteland. Voor 2000 voor Christus werd het bezet door verschillende stammen die geen Grieks spraken. We weten dat ze veel woorden kenden op het gebied van natuur en landbouw.
De eerste griekssprekende invallers kwamen uit het Noorden. Zij gingen allemaal op het schiereiland wonen. Zij bouwden burchten in Mykene en op andere handige plaatsen waar zij zich goed konden verdedigen. Hieruit ontstond De Mykeense beschaving.
De graven van de Mykeense koningen waren echte schatkamers. Het gezicht van de dode werd bedekt met een mooi gouden masker, waarin zijn gezicht wel te zien was. Verder waren er vergulde bekers, ringen en dolken met afbeeldingen van oorlogen en jachttaferelen erop. De rijke mensen vonden het erg belangrijk om te tonen hoe dapper en sterk zij waren. Zij hadden veel eerbied voor moed en leeuwen.

gouden kom

goeden kom2

   
   

Ongeveer 1200 voor Christus werden Mykene en andere centra verwoest.
De Doriers vielen de Peleponessos binnen. Ze waren afkomstig uit Noord-Griekenland en ze werden aangetrokken door de rijkdom van het Griekse schiereiland. De Doriers overwonnen de oorspronkelijke bevolking met behulp van ijzeren wapens en door het inzetten van paarden in de strijd. Na hun overwinning vestigden ze zich grotendeels in Sparta en omgeving.

Een ander volk, de Ioniers, veroverden Athene en heel Attika. De Spartanen ontwikkelden zich vooral op strategisch gebied en de nieuwe bewoners van Athene richtten zich meer op de culturele ontwikkeling. Vele eeuwen waren de Spartanen en de de bewoners van Athene met elkaar in oorlog om de alleenheerschappij over Griekenland te krijgen.
Net als de oorspronkelijke bewoners leefden de nieuwe volken grotendeels van de handel. Ze woonden daarom in steden. Vele Grieken trokken de Egeísche Zee over op zoek naar nieuw gebied. Hierdoor ontstonden er allerlei volksverhalen, zoals Het verhaal van Troje.
De jaren tussen 1200 en 800 voor Christus worden ook de duistere eeuwen genoemd, omdat er veel burgeroorlogen waren en de mensen vaak honger hadden.
Het klassiek Tijdperk (500-336v. Chr.) was een gouden eeuw voor Griekenland. Het ging erg goed met de Grieken.

Na de dood van Alexander de Grote kwam het Hellenistische Tijdperk (323 – 30 v. Chr.) zijn generaals verdeelden het rijk onder elkaar. In 146 v. Chr hadden de Romeinen Griekenland veroverd. De Romeinen bewonderden de griekse beschaving. Ze maakten Griekse beeldhouwwerken na.