Planten hebben wortels nodig om het voedsel uit de bodem te halen. Ook waterplanten hebben wortels, maar ze zitten niet altijd vast in de bodem. Soms zijn de stengels van de waterplanten dus erg lang.
waterplanten
Riet tref je aan in meren en plassen. Riet is een grassoort, een van de langste soorten ter wereld. Als het in diep water staat kan het wel drie meter hoog worden. De bladeren van riet zijn hol als een buis. Riet vind je langs de rand van het water. Ze houden van natte ‘voeten’.
Lisdodde ,herkenbaar aan de ‘bruine sigaren’, groeit samen met riet. De sigaren zijn de bloemen van de lisdodde, hierin verschuilen zich wel honderdduizend kleine bloempjes. Aan het einde van de winter breken de sigaren open en verspreiden grote hoeveelheden gevleugelde vruchten over het water. Ook lisdodde staat aan de rand van water.
Ook de gele lis groeit goed als hij met zijn voeten in het water staat.
De waterlelie en de gele plomp zijn waterplanten die met hun wortels in de bodem vast zitten, maar drijven zelf op het water.
Vederkruid is een plant die geheel onder water leeft. Zijn bladeren zijn dan ook fijn verdeeld, zodat ze niet door de stroming van het water kunnen worden beschadigd. Wel steken zijn bloemen boven het water uit zodat deze bestoven kunnen worden.
Een waterplant die niet in de bodem is verankerd is eendekroos. Elk plantje bestaat uit een blaadje met een piepklein worteltje eraan. Met deze worteltjes kunnen ze voedingsstoffen uit het water halen. Het eendekroos bedekt het oppervlak van vijvers en moerassen als hele kleine groene confetti.