Nationaal Park De Groote Peel ligt op de grens van Limburg en Noord-Brabant.
Het gebied is 1500 hectare groot.
Het natuurgebied is van internationale klasse, vooral bekend om zijn vogelrijkdom. Overal zijn sporen van het verleden te vinden, toen harde werkers de turf, 'het goud van de Peel', uitgroeven.
Waar komt de naam Peel vandaan?
Waarschijnlijk ontleent dit gebied haar naam aan de Romeinse naam Locus paludosus, hetgeen 'moerassige streek' betekent.
Ontwikkeling van het landschap
Miljoenen jaren geleden hebben krachten in de aardbodem ervoor gezorgd dat er breuken kwamen in het aardoppervlak. Een van de belangrijkste breuken is de Peelrandbreuk. Deze loopt van Roermond over Meyel, Neerkant, Liessel, Deurne, Rips en Mill naar Oss.
Ondoordringbare leemlagen
Al voor de ijstijden had de Peelhorst vrij dicht aan de oppervlakte ondoordringbare leemlagen waardoor het regenwater moeilijk kon wegzakken. Het regenwater stroomde daarom naar lager gelegen delen er er ontstonden beekjes en beekdalen.
Droge ijstijden
Tijdens de ijstijden was het koud en droog en omdat er geen begroeiing was had de wind vrij spel. Zandstormen waren het gevolg, de beekjes en beekdalen waaiden dicht. Er ontstonden plassen, die als gevolg van het droge klimaat eerst droogstonden.
Veranderend klimaat
Omstreeks 10.000 jaar geleden komt er een eind aan de ijstijden. Het klimaat werd warmer en vochtiger en de plassen kwamen vol water te staan: de eerste peelvennen kondigden zich aan. Maar het zou nog een kleine 6.000 jaar duren voordat er een dik aaneengesloten pakket hoogveen gevormd was.
Veengebied
Het veen in de Peel heeft er duizenden jaren over gedaan om zijn maximale dikte van vijf tot zes meter te bereiken. Het eindresultaat was een vrijwel boomloos, nauwelijks begaanbaar gebied. Het is dan ook geen toeval dat juist hier de grens tussen twee provincies loopt. Het meeste veen is afgegraven en wat er van over is groeit niet meer vanzelf.
Bodembewegingen
Nog steeds zit er beweging in de bodem en schuiven delen van de aardkorst langs de breuken omhoog (horsten), terwijl andere delen zakken(slenken). Daarbij kunnen aardbevingen optreden zoals in 1992. Op deze wijze zijn in Oost-Brabant en Limburg de Peelhorst (hoog) en de Centrale Slenk (laag) ontstaan