Tweederde van het totale oppervlak van het nationaal park bestaat uit bos. De bossen zijn ruwweg te onderscheiden in drie verschillende typen:
1. aangelegde grove dennenbossen
2. hakhoutbossen
3. vochtige loofhoutbegroeiing
1. Grove dennenbossen
De bossen in de De Meinweg bestaan voor het grootste deel uit aangelegd bos.
Rond 1930 werd grove den aangeplant als werkvoorziening tijdens de crisisjaren.
De stammen werden gebruikt als stuthout in de mijnen.
2. Hakhoutbossen
Op de hei staan groepen bomen, vooral zomer- en wintereiken.
Voorheen werden deze bomen gebruikt als hakhout
3. Vochtige loofhoutbegroeiing
De Roode Beek en de Boschbeek hebben beide een natuurlijk, meanderend karakter. In de dalen van deze beken komt natte en vochtige loofhoutbegroeiing voor. Dit komt vanuit de natuur.
Heide
Vanaf het begin van de Middeleeuwen tot aan het begin van de twintigste eeuw was De Meinweg een groot gebied met uitgestrekte, door schapen begraasde heidevlakten, afgewisseld met eikenhakhout.
Toen het houden van schapen minder opleverde, verdwenen niet alleen de schapen, maar ook de heide bij gebrek aan begrazing. Na de invoering van de kunstmest konden de schrale gronden bruikbaar gemaakt worden voor productiebossen of akkerbouw. Ontginning van grote delen van de heide was het gevolg. Gelukkig bleven er ook hele stukken heide ongemoeid.