De Afsluitdijk is een lange dam van 30 kilometer die Noord-Holland verbindt met Friesland. Aan de ene kant ligt de Waddenzee en aan de andere kant ligt het IJsselmeer. Toen de Afsluitdijk er nog niet was heette het Zuiderzee. Schepen konden vanaf de Zuiderzee de Noordzee opvaren. Daarom was de Zuiderzee heel belangrijk voor de handel en de visserij. Maar de Zuiderzee zorgde ook voor onheil: met grote regelmaat overstroomde het land rond de zee. Honderden mensen verdronken of raakten hun huizen en oogsten kwijt.
In 1886 werd een speciale vereniging, de zuiderzeevereniging, opgericht om het probleem van de overstromingen op te lossen. Een van de leden was de ingenieur Cornelis Lely. Hij was in 1913 minister van Waterstaat en had plannen voor de afsluiting van de Zuiderzee. Maar de vissers van de havens rond de Zuiderzee waren niet blij met die plannen en de regering zette het niet door. Maar toen er in 1916 een hele grote watersnood kwam, veranderde men van gedachten. Er moest een dam komen die de Zuiderzee zou afsluiten waardoor er geen overstromingen meer zouden zijn. Door de afsluiting van de Zuiderzee zou meteen nieuw land ontstaan en dat kwam goed uit. Nederland had steeds meer landbouwgrond nodig. De Nederlandse bevolking groeide en had steeds meer voedsel nodig.
De aanleg van de Afsluitdijk begon in 1927.
De duizenden arbeiders die aan de Afsluitdijk werkten, woonden bij hun werk. Ze sliepen in primitieve omstandigheden in oude boten en keten. Tafels en banken waren er niet. De arbeiders hadden alleen kisten om op te zitten. In de kisten zaten wat kleren en wat te eten. Het was een hard en zwaar leven voor deze arbeiders. Maar ze hadden geen keus, ander werk was er niet.
Op 28 mei 1932 was het het zo ver, na bijna twaalf jaar werken was de Zuiderzee afgesloten.