De ruimtes waar de matrozen en gewone scheepsjongens sliepen, waren maar klein. Hun slaapplek was ergens midden in het schip. Er hingen vaak zo`n 80 hangmatten en er kwam maar weinig frisse lucht binnen. Soms vond je in een hoekje zelf een stiekeme behoefte van iemand… De lucht die er hing moet vreselijk geweest zijn!
Als je lang met elkaar in een kleine ruimte moest leven, kun je je vast wel voorstellen hoe snel ziektes zich konden verspreiden. Dit dek was een verzamelplaats voor ziektekiemen.
Een andere oorzaak voor het uitbreken van ziektes was dat de weerstand van de mensen aan boord niet zo groot was. Dat kwam vooral door het voedsel. Daarin zaten wel genoeg calorieën, maar veel te weinig vitaminen en vetten. En juist voor harde werkers waren deze onmisbaar.
Het goed houden van de voedselvoorraden was een groot probleem. Vlees, vis en groente kun je moeilijk lang bewaren. Vlees en vis werd daarom sterk gezouten en vruchten werden zoveel mogelijk gedroogd. Maar zelfs deze maatregelen konden niet voorkomen dat het eten zou bederven. Het was aan boord vaker warmer dan 30 graden. Het kwam dus regelmatig voor dat men bedorven voedsel at.
En zo werd het personeel van een schip ziek. En zonder weerstand in een smerige omgeving verspreidden ziektes zich snel.
De Chirurgijn.
Natuurlijk ging er aan boord van elk schip een dokter mee. De dokter heette in die tijd een chirurgijn. Die was natuurlijk niet zo kundig als de dokters van nu. In de tijd van de VOC was de kennis van het menselijk lichaam heel beperkt.
Als je bijvoorbeeld koorts had, dan begon je te zweten en werd je hoofd rood. Omdat bloed ook rood is, dacht men dat je dan teveel bloed in je lichaam had. De oplossing was dan dat er een aderlating gedaan moest worden. Er moest bloed uit je lijf gehaald worden en dat deed men door een potje moet bloedzuigers op je arm te zetten. Die zogen dan het teveel aan bloed uit je lichaam.
Stel je nu nog eens even de onhygiënische ruimtes van de matrozen voor. Als er een matroos een snee in zijn been had die niet goed behandeld werd, dan kon die snee gaan ontsteken en zweren. En in zo`n situatie kon een klein sneetje al snel leiden tot amputatie van het been! Ook die zaken moest een chirurgijn behandelen, allemaal aan boord. En bedenk je even dat ze geen narcose hadden. De patiënt kreeg een paar liter alcohol te drinken en vervolgens werd zijn been eraf gezaagd.
De kunsten van een chirurgijn waren hard nodig op een schip. Maar in de meeste gevallen lukte het hem niet om de mensen te genezen. De meeste mensen stierven of werden nog zieker nadat ze door de chirurgijn werden geholpen!
Scheurbuik was een veel voorkomende ziekte. Je krijgt deze ziekte door een tekort aan vitamines, voornamelijk vitamine C. Je organen beginnen dan te bloeden en je tanden vallen dan uit. Kreeg je niet snel vitamines binnen, dan ging je dood. Als een chirurgijn wist wat je had, hoefde hij je alleen maar wat sinaasappels te geven en dan kwam het meestal wel weer goed.
Daarnaast had je nog de besmettelijke ziektes zoals rode-loop, waterzucht en de pest.
De opleiding tot Chirurgijn.
Leerling-chirugijns moesten eerst 2 en soms 3 jaar als knecht in dienst bij een chirurgijn. Als hij het goed gedaan had, dan kreeg de leerling een brief van de chirurgijn mee. Met deze brief kon hij zich dan aanmelden voor het examen van meesterchriurgijn.
Op zee komen echter heel andere verwondingen voor dan in de stad. Zo kon je beschoten worden door piraten, je botten breken als je uit de mast viel, noem maar op. En niet bij elk examen tot meesterchirugijn werd daar rekening mee gehouden. Sommige behandelingen die een chirurgijn aan boord van een VOC schip gaf waren aan land niet eens toegestaan!