De schilders in deze eeuw werkten heel precies, om alles zo echt mogelijk te laten lijken. Deze stroming heet: het realisme. Een schilder die zo werkte was Manet.
Een aantal schilders ging op een andere manier werken. Zij wilden niet de echte werkelijkheid, maar een stemming vastleggen. Daarvan wilden zij een indruk, (een impressie) geven. De afbeelding van het onderwerp bleef nog wel herkenbaar, maar was niet meer zo precies. Een indruk was genoeg. Die werd snel op het doek gezet met heldere kleurige penseelstreken en ’vlekken’. De schilders die zo werken noemen we impressionisten.
De meeste Nederlandse impressionisten waren landschapschilders. Maar op hun schilderijen ontbraken de lichte, heldere kleuren. Zij schilderden hun onderwerpen in de kleuren van het Hollandse weer en van het Hollandse landschap: blauw, groen, grijs en bruin.
De kunstenaars die in deze stijl werkten, woonden in en rond Den Haag. Daardoor werden ze bekend als de schilders van de Haagse School. Daarmee wordt niet een school bedoeld, maar een groep kunstenaars die op dezelfde manier werken.
Van Gogh was ook een impressionist. Maar hij vond het werk van de andere impressionisten vaak te lief en te zoetsappig. Van Gogh wilde een harde werkelijkheid uitbeelden. Daarvoor koos hij zware donkere en later felle lichte kleuren.
Hij schilderde niet zoals de werkelijkheid was, maar zoals hij die zag. Wat hij dacht en wat hij voelde moest te zien zijn in zijn schilderijen. OP die manier iets tot uitdrukking brengen noemen we expressie. Van Gogh was eigenlijk een voorloper van het expressionisme.. Bij de echte expressionisten was de impressie niet meer belangrijk. Het ging bij hun vooral om de expressie.