De eerste mensen aten voornamelijk vlees. Dat weten we van de grotschilderingen. Vaak zie je jagers afgebeeld die achter een wild dier aanzitten.
Toen mensen vuur konden maken, ontdekten hoe ze ook dat je vlees kon koken of roosteren. Dat smaakte lekkerder en was gemakkelijker te kauwen dan rauw vlees.
Ze verzamelden zelf eten wat ze in de buurt konden vinden. Dat waren bijvoorbeeld bessen, groenten en wilde dieren. Drinken haalden ze uit een beek of rivier.
Pas toen ze langere tijd op een vaste plek bleven wonen kwamen ze er achter dat je uit zaadjes eetbare planten kon laten groeien.
Veel dingen die we nu eten waren er vroeger nog niet. Dat was ook met de aardappel zo. Wanneer werd die dan gegeten?
Vroeger groeiden er geen aardappels in Nederland. Niemand wist dat ze bestonden. Er gingen ontdekkings-reizigers naar Zuid-Amerika. In Peru woonden de Inca’s. Die aten kleine ronde bolletjes, die ze onder de grond vandaan haalden. Aardappels dus. De aardappelplant werd meegenomen naar Europa. Maar sommige mensen aten van de besjes van de plant en van de bladeren. Die zijn giftig. Dus die mensen werden ziek en zeiden: Weg met die plant. Pas later kregen ze in de gaten dat het om de knollen onder de aarde ging!
Voor arm en rijk.
Omdat de aardappel niet duur was, werd hij het voedsel voor de arme mensen. In Frankrijk woonde een meneer. Die zat in de gevangenis en daar kreeg hij alleen maar aardappels te eten. Hij voelde zich heel gezond, dus hij dacht: die aardappels zijn zo gek nog niet. Later heeft hij ervoor gezorgd dat ook de rijkere mensen aardappels gingen eten. Uiteindelijk de Franse koning! Ook zeelieden waren maar wat blij met de aardappels. Op hun lange tochten over zee aten ze weinig verse groente en fruit. Door vitamine-gebrek werden zeelieden vaak ernstig ziek: ze kregen scheurbuik. Later namen ze aardappels mee op hun verre reis. Want in een aardappel zit veel vitamine C.
Hoe een bintje aan zijn naam kwam.
De mensen gingen allerlei verschillende aardappels kweken. Een beroemde Nederlandse kweker was Klaas de Vries. Hij was schoolmeester. Op een dag had hij een heel goede soort gekweekt. Maar daar had hij nog geen naam voor. Een meisje in zijn klas heette Bintje Jansma. Naar haar noemde hij de nieuwe aardappelsoort. En nu eet iedereen bintjes.