Gaatjes
In je mond zit speeksel, en daarin zitten weer tand met gaatjebacteriën. Dat zijn piepkleine beestjes die je alleen met een microscoop kunt zien. Als je eet, gaan die bacteriën met de restjes eten vastzitten aan je gebit. Dat is tandplak. Het is helemaal niet erg, want je poetst je tanden na het eten en weg is de plak.
Als je je tanden niet goed poetst dan veranderen de bacteriën de suikerdeeltjes uit ons eten van zoet in zuur. Het zuur `eet` een klein gaatje in je glazuur. Cariës heet dat. Als je er niks aan doet gaan de bacteriën verder je tand in, naar het tandbeen. Daar komt ook een gat in. Je krijgt pijn. Het gat wordt dieper en dieper, tot het bij de zenuwen komt. 
Een gaatje moet gerepareerd worden; en dat doet de tandarts. Het rotte stukje tandsteen wordt er uit geboord, dat maakt een akelig geluid en voelt niet altijd even prettig aan. Gelukkig kun je daarvoor een verdoving krijgen. Ondertussen wordt er met een soort stofzuigertje je speeksel weg gezogen, en het water wat uit de boor komt.
Dan kan er gevuld worden. Dit gebeurt meestal met witte vulling, maar soms ook met grijze vulling; amalgaan genoemd. Dit is iets minder mooi om te zien, en sommige mensen kunnen er ziek van worden. Er wordt wat lijm op het gaatje gedaan en de vulling wordt erop gesmeerd. Daarna houdt de tandarts er een soort van pistool op met blauw licht, waardoor de vulling goed vast gaat zitten. De vulling wordt nog even wat bijgeslepen in verband met scherpe randjes, en daarna is ie af!