Het vermaak

Naar de thermen.
Iedere Romeinse stad had veel badhuizen, thermen. Rijke mensen hadden thuis ook wel een bad, maar voor de gezelligheid ging je naar de thermen. De thermen waren een soort recreatie- en ontmoetingscentrum, een soort buurthuis dus. Behalve de baden waren er ook bibliotheken en vergaderzalen. Ook kon je er een wandeling maken in de tuinen. De Romeinen konden er hun vrienden ontmoeten, met hen baden, een bordspel spelen of zaken regelen. De entree was gratis of heel weinig. De bezoekers waren naakt of droegen een leren zwembroek. Je kon ook sporten in de thermen. Daarvoor smeerde je je lichaam in met olie en dan ging je naar de paleastra. Je kon dan worstelen, gymnastiek doen of een balspel. Na de sport ging je in een lauwe ruimte, het tepidarium. Daar kon je aan het temperatuurverschil wennen, voordat je in de hete ruimte, het caldarium
ging. Hier zat je in stoom en kon je ook hete en koude wisselbaden nemen. Na dit badritueel kon je je door een slaaf laten krabben. Hij krabde met een speciaal metalen schrapertje het vuil. De dode huidcellen en de olie van je lijf. Meestal waren de thermen van ’s middags totdat het donker werd geopend.

Brood en spelen.
"Panem et circences" zijn de brooduitdelingen en schouwspelen, die de keizers lieten organiseren voor het volk. Het volk was dol op deze spelen: de
paardenrennen, de gladiatorengevechten en de toneelspelen. Ze zorgden voor wat afwisseling in de dagelijkse sleur.

Naar het Circus Maximus.
In het Circus Maximus kon je naar paardenrennen kijken. Voor de wedstrijd
werden er weddenschappen afgesloten. Dat maakte de rennen extra spannend. Het parcours waar over gereden werd, was ongeveer 600 meter lang en vrij smal. Daardoor gebeurden er veel ongelukken, vooral in de bochten. Het midden van de baan werd "spina" genoemd. Dat betekent ruggengraat. Aan het uiteinde van de "spina" stonden de keerpunten, de "metae". Daar waren 7 "ova", eieren en dolfijnen. Na elke ronde werd er een ei en dolfijn weggehaald. Er konden 250.000 toeschouwers in. Aan de buitenkant van de tribunes bestond de onderste verdieping uit winkeltjes en kroegen, de bovenste verdiepingen uit versierde bogen en zuiltjes.

Naar het amfitheater.
In het amfitheater werden gladiatorengevechten gehouden. Het was vaak heel gruwelijk en bloederig. De gladiatoren waren meestal gevangenen, die
veroordeeld waren voor een misdaad of slaven. Er waren ook mannen die uit
eigen vrije wil gladiator werden en beroepsvechters. Ze werden gladiator, omdat ze geen andere manier zagen om te overleven of omdat ze rijk of beroemd wilden worden. De gladiatoren gingen jaren naar de gladiatorenschool en moesten altijd gehoorzaam zijn aan hun trainer. De gladiatoren hadden verschillende wapens. De toeschouwers waren wildenthousiast, ze schreeuwden de hele wedstrijd lang. Als de gladiatoren naar hun gevoel niet goed genoeg hun best deden, lieten ze dat duidelijk blijken. "beulsknechten" kwamen de gladiatoren dan aanzetten om aan te vallen. Er werd gevochten totdat iemand er dood bij neerviel. Als één van de vechters niet meer kon, gooide hij zijn wapens neer en ging liggen. Hij stak zijn hand omhoog om aan te geven dat hij zich overgaf. Dan mocht de keizer beslissen of de andere vechter hem mocht doden of moest laten leven. Hij deed dat door zijn duim omhoog(laten leven) of omlaag(doden) te doen.

Naar het theater.
Toneelstukken werden vaak ’s ochtends gespeeld, omdat de mensen ’s middags liever naar de thermen of het circus of de gladiatorengevechten gingen. Het Romeinse theater speelde verschillende stukken. Komedies, om te lachen en tragedies, om te huilen. Ook speelden ze mine en pantomime. Bij mime speelden ze een avonturenverhaal met zang en dans. Bij pantomime speelden gemaskerde dansers een verhaal met muzikale begeleiding. Veel acteurs waren slaven. Ze speelden de mannelijke en vrouwelijke rollen.

Alleen ontspannen.
Als er geen spelen georganiseerd waren moest de Romein zichzelf vermaken. Dat deden ze door wat rond te slenteren, te dobbelen of wat
lichaamsoefeningen te doen. De drukke straten van Rome waren heel speciaal, je zag er mensen van alle landen en standen, straatkunstenaars en verkopers van van alles en nog wat. De rijke Romein kon zich ook door de straten laten dragen in een draagstoel, sommigen gebruikten een muilezel om zich te laten vervoeren. Het "gewone volk" wandelde en babbelde wat. Ze speelden ook gokspelletjes met dobbelstenen of "kop of munt" of ze speelden een potje schaak.

De maaltijd.
Het avondeten was voor de Romeinen ook een soort vermaak. Het diner werd "cena" genoemd. De cena was heel uitgebreid. De rijken aten de cena in het "triclinium" , waar ze met de gasten rond de tafel lagen op rustbedden. Ze aten met hun vingers en na elke gang kwamen er slaven met geparfumeerd water en handdoeken.om de handen te wassen. De cena bestond meestal uit 3 gangen met verschillenden gerechten. De eerste gang waren de "gustationes": lichte gerechten zoals eieren met sauzen, olijven, groentes en soms oesters. Daarna kwamen de hoofdgerechten, meestal vis of vlees met groentes. En de laatste gang waren de nagerechten. Die konden zoet of hartig zijn. De zoete gerechten waren fruit en/of eieren met honing en de hartige gerechten waren kazen en/of noten. Er werd vaak wijn bij het eten gedronken.

vermaak